Omgaan met woede
Door Geshe Dasang
Fragment uit de cursus 'Omgaan met woede’, gegeven in Maitreya Instituut Emst op 16 maart 2003.
Vertaling: Hans van den Bogaert.
De grote Indiase wijsgeer Acharya Shantideva zegt: "Er is geen groter kwaad dan woede en er is geen grotere deugd dan verdraagzaamheid. Omdat ze dat weten, trainen alle verstandige mensen zich in verdraagzaamheid"
Shantideva was een bijzonder persoon. Hij leefde van 685 tot 763 in de tijd van het Nalanda Klooster. Hij was in het klooster bekend om het feit dat hij de indruk maakte erg lui te zijn; hij bracht namelijk het grootste gedeelte van de dag liggend op zijn bed door. Zijn collega-monniken waren ervan overtuigd dat hij niets uitspookte en dat hij erg dom moest zijn. In feite was hij voortdurend in meditatie. Hij was een echte bodhisattva. Hij was voortdurend gedreven door de wens een boeddha te worden. Hij wilde het hoogste niveau van persoonlijke evolutie bereiken als een middel om alle mensen, dieren enz. te kunnen helpen vrij te worden van het gebrekkige bestaan. Hoewel hij een luie indruk maakte, was hij heel ver gevorderd op het boeddhistische pad. De collega-monniken waren eigenlijk niet op de hoogte van het realisatieniveau van Shantideva en ze bedachten dat ze hem een poets wilden bakken. Het was de traditie in het Nalanda Klooster dat verschillende monniken regelmatig de kans kregen om hun kennis met de andere monniken te delen. Daarmee konden ze tegelijkertijd laten zien hoe vergevorderd ze al waren. Een soort spreekbeurt waaruit zou kunnen blijken hoe goed of niet ze hun best hadden gedaan. Er werd besloten dat Shantideva de gelegenheid zou krijgen om te laten zien wat hij niet wist.
Men hoopte hem een poets te bakken door hem "en publique" te laten afgaan. Tot verbazing van alle toegestroomde monniken en het andere publiek dat naar deze lezing kwam kijken om van de afgang van Shantideva getuige te zijn, gaf hij prachtig onderricht dat dagenlang duurde en daarna werd opgetekend in een tekst met als titel ‘Het Ondernemen van de Beoefeningen van Bodhisattva's’ (Sanskriet: Bodhisattvacaryavatara). Een beroemde tekst die tot de dag van vandaag in alle boeddhistische tradities als leidraad wordt gebruikt. We zijn heel dankbaar dat Shantideva deze tekst over de bodhisattva-beoefeningen heeft onderwezen, omdat we er tot op de dag van vandaag veel kennis en veel praktische instructies uit putten.
Beoefening van geduld
De reden waarom ik Shantideva aan het begin van deze lezing citeer is dat we zijn kennis gebruiken om ons ervan te overtuigen wat de nadelen zijn van boos worden en wat de voordelen zijn van verdraagzaamheid. Shantideva heeft een heel hoofdstuk in de tekst gewijd aan de beoefening van geduld. Hij heeft in duidelijke en praktische richtlijnen aangegeven hoe wij kunnen denken om ons geduld niet te verliezen, om niet boos te worden en in plaats daarvan verdraagzaam te blijven. Verdraagzaamheid of geduld (die twee termen kun je door elkaar gebruiken zoals hier vandaag wordt uitgelegd) is vooral het niet vergelden van kwaad dat je wordt aangedaan en het blijmoedig accepteren van het onvermijdelijke. We hebben allemaal al een beetje verdraagzaamheid. De een meer dan de ander. De een voelt zich eerder geïrriteerd dan de ander. De boeddhistische opvatting is dat we allemaal kunnen leren geduldig te zijn. Dat gaat niet zonder slag of stoot, niet zonder dat we daar moeite voor doen. De moeite die we ervoor doen is grotendeels gebaseerd op rationele overwegingen, op een bepaalde manier van denken. Als we niet op een andere manier willen denken, zal het erg moeilijk zijn om vat te krijgen op de emotie woede. Laten we kijken naar wat er gebeurt wanneer we geconfronteerd worden met iets vervelends en hoe we daar doorgaans op reageren. Stel je een situatie voor waarin er een probleem ontstaat; we kunnen ons erg opwinden over dat probleem en we kunnen daar boos over worden. Als je om je heen kijkt, en ook als je naar binnen kijkt in je eigen geest, zal je zien dat er heel vaak met woede op problemen wordt gereageerd. Mensen worden boos als er iets vervelends gebeurt. Wanneer een andere persoon betrokken is bij het probleem dat ontstaat en wanneer we de schuld op iemand kunnen schuiven, dan wijzen we ook onmiddellijk naar die persoon die, volgens ons, het probleem heeft veroorzaakt. We beschouwen die persoon als een vijand, als een vervelend persoon waar we liever niets mee te maken hebben. Wanneer problemen ontstaan, zullen we boos worden en wanneer iemand voor ons een probleem oplevert, zullen we op die persoon boos worden. Het advies van Shantideva is dat het niet verstandig is om boos te worden. Het is niet verstandig om instinctief, impulsief te reageren en boos te worden als er een probleem ontstaat, want daarmee verlies je grip op de situatie en wordt het probleem alleen maar groter. Het is ook niet verstandig om boos te worden op andere mensen die een probleem veroorzaken, want daardoor verslechtert de situatie. In alle gevallen waarin we boos worden, trekken we aan het kortste eind. Boos worden gebeurt instinctief, automatisch. We denken er niet over na, maar als we eenmaal boos zijn rechtvaardigen we onze boosheid vaak met argumenten. We zeggen: “Ik heb het recht om boos te zijn, want die persoon heeft me dit aangedaan, die persoon heeft dit probleem veroorzaakt”. Het is niet alleen een emotioneel reageren met boosheid, het is ook jezelf rechtvaardigen dat je gelijk hebt door boos te zijn.
Eerst logisch nadenken
Nadenken wanneer een vervelende situatie zich voordoet, geeft even ruimte. De druk is even wat minder groot. Daarom is één van de boeddhistische oplossingen om even heel logisch na te denken en niet meteen in de storm van emotie mee te gaan. De manier van nadenken zou als volgt kunnen zijn: stel iemand geeft ons een klap met een stok. Dat is natuurlijk onprettig en er is dan ook onmiddellijk een reactie van boos worden.
Maar als je de tijd neemt om na te denken zou je je kunnen afvragen wie de pijn veroorzaakt: de persoon of de stok. Er zullen weinig mensen zijn die wanneer ze boos worden op iemand die met een stok slaat, denken: ik word alleen maar boos op de stok. Waarom worden we niet boos op die stok. Omdat we zeggen dat de stok er niets aan kan doen. We hebben allemaal het idee dat de stok niets verkeerd heeft gedaan. Hij wordt gebruikt door iemand die ermee slaat. De persoon die de stok gebruikt is dus de boosdoener. Het boeddhisme legt vervolgens uit dat de persoon die slaat, net als de stok, helemaal onvrijwillig betrokken is in een bepaalde situatie. De persoon die slaat, handelt ook niet vrijwillig, maar wordt gedreven door zijn verstorende emoties. Iemand die slaat is zelf van streek, is niet volledig bij zinnen, is overweldigd door allerlei krachtige verstorende emoties waardoor hij dingen doet waarvan hij later spijt heeft.
Net zomin als we het de stok aanrekenen dat die de pijn veroorzaakt, zo kunnen we het ook de persoon die slaat niet volledig aanrekenen dat hij pijn veroorzaakt. Dit is een verschuiving waar we even goed over moeten nadenken. Dit is een voorbeeld van een ingang zoals die in het boeddhisme bestaat om even lucht te scheppen, om even tot tien te tellen en onszelf ervan te overtuigen dat het helemaal niet logisch is boos te worden op iemand die ons met een stok slaat. Want net zomin als die stok er iets aan kan doen, zo kan de persoon er iets aan doen, omdat hij op dat moment volledig overweldigd is door een krachtige verstoring: woede. Zoals iemand die dronken is en volledig bedwelmd door de alcohol niet meer weet wat hij doet, zo is iemand die volledig bedwelmd is door woede ook buiten zinnen. Dat zeggen we ook letterlijk in het Nederlands: "buiten zinnen van woede". Daarom is het niet logisch dat we op die persoon boos zijn. Zoals we niet op de stok boos worden maar op de persoon die de stok vasthoudt, zo zouden we niet op de persoon boos moeten worden, maar op de verstorende emoties die hem op dat moment volledig beheersen.