De Vier Edele Waarheden
Door Geshe Sonam Gyaltsen
(Vertaling en bewerking: Hans van den Bogaert, transcript: Amrit Rienks)
Inhoud:
Introductie
De eerste edele waarheid: het ware lijden
De tweede edele waarheid: de ware oorzaak van het lijden
De derde edele waarheid: de ware opheffing
De vierde edele waarheid: het ware pad
Contempleren over de vier edele waarheden
Het ware lijden
De ware oorzaak van het lijden
De ware opheffing van het lijden
Het ware pad
De valkuil van het nihilisme
Het grote mededogen
Introductie
Ons hoofddoel is volgens het boeddhisme gelukkig worden en niet meer lijden. Dit hoofddoel mogen we nooit uit het oog verliezen. Het is immers de bedoeling dat we geleidelijk aan steeds een stukje gelukkiger worden en minder problemen ervaren.
Wat dit hoofddoel betreft verschillen wij niet van welk ander voelend wezen dan ook. Volgens het boeddhisme zijn alle voelende wezens voortdurend in beweging omdat ze gelukkig willen zijn en niet willen lijden. Wanneer we geluk wensen, is het heel essentieel dat we weten wat dat geluk inhoudt en hoe we het verkrijgen. Even belangrijk is te weten dat er verschillende soorten geluk bestaan. We kennen allemaal de tijdelijke momenten van geluk maar er bestaat ook een blijvend geluk. Wanneer we vat op onze geest krijgen zullen we steeds meer geluksmomenten ervaren. De grote kunst is om het tijdelijke geluk dat we ervaren te behouden, maar ook te beseffen dat het maar tijdelijk is, en dat er nog keihard gewerkt moet worden aan het bereiken van uiteindelijk geluk.
In verband met ons streven naar geluk is het heel belangrijk te weten wat 'het lijden' inhoudt. Welke soorten lijden er bestaan en wat er de oorzaak van is. Bijvoorbeeld honger. Honger veroorzaakt een gevoel van onbehagen, een gevoel van lijden, een gevoel van pijn. Het is op zich niet voldoende om dat gevoel van onbehagen te registreren en te herkennen. Belangrijk is ook dat we een methode vinden waarmee we dat gevoel kunnen opheffen, namelijk door te eten. Zolang we niet weten dat honger verdwijnt door te eten, lopen we het risico dat we enkel klagen over de honger, zonder dat we er een oplossing voor vinden.
De eerste edele waarheid: het ware lijden
Tijdens het eerste onderricht dat hij na zijn verlichting in Sarnath bij Benares (Varanasi) gaf heeft Boeddha gezegd: "Het lijden moeten we begrijpen." Als we het lijden begrijpen kunnen we er immers iets aan doen. Wij hebben geen volledig inzicht in het lijden. Daarom zegt het boeddhisme: wij kennen het Lijden niet echt. We kennen wel sommige vormen van lijden. Als we hoofdpijn hebben of een arm breken dan ervaren we manifest lijden. Maar als mens hebben we veel ernstiger problemen dan hoofdpijn of een gebroken arm. Ons lijden is veel gecompliceerder.
De tweede edele waarheid: de ware oorzaak van het lijden
Het lijkt heel onlogisch om eerst over het lijden te praten en daarna over de oorzaak, immers de oorzaak gaat vooraf aan het gevolg. De Boeddha heeft echter een reden waarom hij eerst het gevolg heeft onderwezen, het lijden, en pas in tweede instantie de oorzaak van het lijden.
In een beschrijving van onze realiteit valt namelijk onmiddellijk op dat we lijden. Dat viel de Boeddha ook op en daarom heeft hij als eerste de beschrijving van onze realiteit gegeven en ons erop attent gemaakt dát we niet gelukkig zijn, dát we lijden. Vervolgens zei hij: hoe komt het dat we lijden, is dat toevallig, komt dat uit de lucht vallen, of heeft het oorzaken?
We zien dezelfde strategie in de medische wetenschap, waar pas naar een oorzaak wordt gezocht als zich bepaalde symptomen voordoen. Eerst worden de symptomen gesignaleerd en daarna wordt gekeken wat de oorzaken ervan zijn. Hetzelfde geldt ook hier. Eerst wordt geconstateerd dat er lijden is en daarna wordt onmiddellijk onderzocht waar dat lijden vandaan komt. Dit onderzoek is essentieel. Wat zijn de oorzaken voor het lijden? Wat is de hoedanigheid van de oorzaken? Zijn ze permanent, statisch, en horen ze bij het leven? Zijn ze natuurlijk? Wanneer ze natuurlijk of permanent zouden zijn, zou er niets aan te doen zijn. We zouden het lijden als onvermijdelijk moeten accepteren. Iets dat permanent of statisch is kan nooit veranderen. De Boeddha zag gelukkig in dat de oorzaken van het lijden veranderlijk zijn, niet statisch, en dat er dus iets aan gedaan kan worden. Door de oorzaken van het lijden te lijf te gaan kan de opheffing van het lijden bewerkstelligd worden.
De derde edele waarheid: de ware opheffing
Als derde edele waarheid onderwees de Boeddha de ware opheffing van het lijden. Het boeddhisme is een bevrijdingsleer en leert ons dat we ons kunnen bevrijden van de oorzaken van het lijden en daarmee van het lijden zelf. Hoe kan dat? Hoe kunnen we de oorzaken van het lijden opheffen? Wel, daartoe onderwees de Boeddha zijn Vierde Edele Waarheid.
De vierde edele waarheid: het ware pad
Het Ware Pad is het pad dat wanneer we dat volgen geleidelijk aan tot de geleidelijke opheffing van de oorzaken van het lijden voert en daarmee tot de opheffing van het resulterende lijden.
Het boeddhistische pad is een pad dat door harde training wordt doorlopen. Het is niet een pad dat vanzelf gebeurt. Het is een pad waarop eenieder zich zal moeten inspannen. Door de juiste inspanning in het juiste pad zal, door het realiseren dat er geen concrete entiteiten bestaan, voorgoed bevrijding worden bereikt.
Contempleren over de vier edele waarheden
De leer over de Vier Edele Waarheden is niet bedoeld voor louter intellectueel begrip. De bedoeling van de leer over de Vier Edele Waarheden is dat we door er grondig over te contempleren zelf van overtuigd raken dat ons lijden onnodig is, dat de oorzaken van het lijden kunnen worden opgeheven en dat die opheffing bewerkstelligd kan worden door het volgen van het juiste pad. Het is de bedoeling dat we tot het onomstootbare begrip komen dat het ook voor ons mogelijk is de bevrijding te bereiken.
Bij alles dat we willen bereiken moet er eerst een wil zijn. Dit geldt ook bij het bereiken van bevrijding. We moeten eerst geïnteresseerd zijn in bevrijding en vervolgens heel sterk naar bevrijding verlangen, willen we ons inspannen om de bevrijding te bereiken. Het verlangen naar bevrijding ontwikkelen we door regelmatig en grondig te contempleren over de tekortkomingen van het cyclische bestaan in het algemeen en de specifieke soorten lijden van de voelende wezens in de verschillende bestaanswerelden.
Misschien heb je het nog nooit zo bekeken, maar we gebruiken dit proces elke dag. Voordat we iets ondernemen wegen we de voor en nadelen tegen elkaar af. Meestal doen we dit onbewust. Als we iets als heel vervelend beschouwen, dan willen we ons er zo snel mogelijk van ontdoen. Neem bijvoorbeeld de nadelen van boosheid: het verstoort de eigen geest en de geest van de mensen met wie we in aanraking komen. In het algemeen is iemand die boos is niet erg populair. Boosheid is dus onmiddellijk nadelig, maar het heeft ook nog onzichtbare nadelen. Zo kan boosheid in één klap een moeizaam opgebouwde hoeveelheid positieve energie of verdienste vernietigen. Wanneer we regelmatig contempleren over de talrijke nadelen van boosheid, zullen we echt ons best doen om niet meer zo snel boos te worden.
Dit is de psychologische werkwijze van alle boeddhistische methoden: wanneer we iets niet meer willen, denken we eerst na over de nadelen ervan. We weten dat de kwaliteit van een product overeenkomt met de kwaliteit van de oorzaken. Willen we dus een echte, kwalitatief goede drang naar bevrijding uit het cyclische bestaan ontwikkelen, dan moeten we heel grondig nadenken over de nadelen van het cyclische bestaan. Natuurlijk denken we allemaal wel eens na over de nadelen van de kringloop van onvrije, gebrekkige wedergeboorten, maar daardoor ontstaat niet echt een krachtige drang naar bevrijding. Hoogstens een vrijblijvende gedachte aan de bevrijding, waarvan bij de minste of geringste tegenslag niet veel overblijft. Bij de geringste fysieke of mentale moeheid zullen we geneigd zijn zo'n gedachte aan bevrijding onmiddellijk op te geven.
Het ware lijden
De drie algemene soorten van lijden zijn:
- het manifeste lijden,
- het lijden door verandering en
- het alles doordringende lijden.
Het manifeste lijden is het lijden wat we allemaal kennen: dat zich uit in hoofdpijn, de pijn van een snee in je vinger en dergelijke. Het lijden door verandering is al veel moeilijker te herkennen. Het doet zich namelijk in eerste instantie voor als plezier. Wanneer we honger hebben en vervolgens wat eten, smaakt dat eten echt lekker; het verschaft een gevoel van genot en welbehagen. Blijven we eten, dan krijgen we op een gegeven moment een opgeblazen gevoel alsof we uit elkaar zullen spatten. We worden misselijk en ziek. Dit geeft al aan dat het tijdelijk genot dat we ervaren door te eten geen oplossing is voor onze uiteindelijke wens; het verkrijgen van blijvend geluk. Daarom genieten we wel van het lekkere eten en we weten dat we eten om het lichaam gezond te houden maar we hechten er niet aan. Het verschaft immers geen uiteindelijk geluk. Nog minder zichtbaar dan het lijden door verandering is het alles doordringende lijden: het zijn van gebrekkige fysieke en mentale processen. Zolang wij worden wedergeboren binnen de drie bestaanssferen in een gebrekkig lichaam en met een gebrekkige geest ervaren we het alles doordringende lijden. We hebben het vaak niet in de gaten omdat we eraan gewend zijn geraakt, maar ons lichaam is enorm veeleisend en dat is op zich al een groot probleem. Praktisch alle moeilijkheden die wij in ons leven ervaren, hebben met het lichaam te maken. Dat wordt veroorzaakt door onze foutieve opvattingen over ons zelf, over ons lichaam en onze geest.
De ware oorzaak van het lijden
We beschouwen ons lichaam meestal als iets zuivers, terwijl het van nature onzuiver is. Onzuiver in de zin van het verzamelen van karma. We beschouwen ons lichaam ook als iets dat permanent is, alsof het altijd blijft bestaan, terwijl het vreselijk vergankelijk is. We beschouwen ons lichaam als concreet of inherent bestaand, alsof het een op zichzelf bestaand ding is. Terwijl het elke vorm van concreet of inherent bestaan mist. We hebben allemaal deze foutieve opvattingen met betrekking tot ons lichaam. Op dezelfde manier beschouwen we onze geest als iets wat permanent en concreet is.
De boeddhistische term zelfloosheid wil niet zeggen dat we geen zelf zouden hebben. Natuurlijk hebben we een zelf, natuurlijk zijn we een zelf. We zijn een "ik" dat functioneert en karma verzamelt en de gevolgen ervaart. Waar we loos van zijn is van een concreet, onafhankelijk zelf. Een entiteit die op zichzelf bestaat en onafhankelijk is van iets anders.
Om precies te begrijpen wat het boeddhisme met zelfloosheid bedoelt is het belangrijk dat we eerst eens kijken hoe we ons zelf gewoonlijk ervaren. Laten we ons voorstellen dat we uit worden gescholden of onterecht van iets worden beschuldigd, waardoor we heel sterk in opstand komen. Juist dan komt ons ego heel sterk op en wordt de valse zelf-entiteit heel duidelijk. Wel, die valse zelf-entiteit, dat concrete, op zichzelf staande "ik", bestaat niet volgens het boeddhisme, omdat het in grondige analyse nergens kan worden gevonden.
De analytische meditatie over je eigen "ik" levert een verrassend resultaat op. We leven zo met ons zelf en vanuit ons zelf, dat we allemaal denken te weten wie we zijn. Maar wanneer we de moeite nemen om eens grondig na te denken over wie en wat we precies zijn, komen we tot de conclusie dat we ons zelf niet kennen!
Omdat we onszelf niet kennen, projecteren we een foutief zelfbeeld. Een zelfbeeld dat we heel concreet maken, dat we als echt beschouwen en als een onafhankelijke, op zichzelf staande zelf-entiteit. We raken hierdoor ook vreselijk gehecht aan ons foutieve zelfbeeld en aan alle verlengstukken van ons zelf; de mensen die ons foutieve zelfbeeld ondersteunen. Bovendien worden we agressief naar mensen die ons foutieve zelfbeeld bedreigen, waardoor gehechtheid en woede, de fundamentele verstorende emoties, die aan het slechte karma ten grondslag liggen, zich doen gelden.
In wezen is de boodschap van Boeddha dus kort en bondig: zolang wij onszelf niet kennen komen er allerhande verstorende emoties op. Op basis hiervan zijn we fysiek, verbaal en mentaal actief. Daardoor creëren we karma dat problemen zal produceren. De fundamentele onwetendheid die verstorende emoties in onze eigen bewustzijnsstroom veroorzaakt, is dus de Ware Oorzaak van het lijden. Het gaat hierbij niet om de verstorende emoties in het algemeen, maar om de verstorende emoties in de eigen geest. Die veroorzaken immers het eigen lijden.
Het boeddhisme onderscheidt zes voornaamste of zes "basis verstorende emoties": begeerte, woede, trots, onwetendheid, verstorende zienswijze en verstorende twijfel.
Het woord 'onwetendheid' geeft precies aan wat ermee bedoeld wordt; namelijk het niet weten van bepaalde dingen. Het niet weten dat al onze activiteiten gevolgen hebben of het niet op de hoogte zijn van de wet van oorzaak en gevolg (karma). Het niet weten dat verstorende emoties niet permanent zijn. Ze ontstaan uit oorzaken en omstandigheden en zijn dus vergankelijk. Dat is dan ook de optimistische boodschap van de Boeddha: de oorzaak van ons lijden hoeft niet, die is niet nodig. Daarom onderwijst de Boeddha als zijn Derde Edele Waarheid: de Ware Opheffing.
De ware opheffing van het lijden
Door het geleidelijk aan opheffen van de oorzaken van het lijden ontwikkelen we ons boeddha-potentieel. Het boeddha-potentieel kunnen we onderscheiden in twee aspecten. We hebben het te ontwikkelen potentieel dat zich kan ontwikkelen tot de alwetende geest van het boeddhaschap en we hebben het potentieel van de wezenlijke aard: het ontbreken van concreet bestaan van onze geest.
Het te ontwikkelen boeddha-potentieel brengen we voornamelijk tot ontwikkeling door het zuiveren van onze geest. Het tweede aspect van ons boeddha-potentieel, de wezenlijke aard, brengen we tot ontwikkeling door de realisatie van het niet concreet bestaan van onze geest en daarmee het eenvoudige feit dat onze geest niet permanent is en daarom veranderlijk. De twee aspecten van ons boeddha-potentieel hebben alles met elkaar te maken. Wanneer onze verduisterde geest wordt ontdaan van de verduisteringen dan groeit daardoor het potentieel. Hierbij wordt het 'van nature heldere bewustzijn' overheersend. Onze wezenlijke aard krijgt dan alle vrijheid, alle gelegenheid om door te stralen. Dit noemen we de uiteindelijke werkelijkheid van onze geest; onze geest is van nature zuiver. Dit is dan ook de reden dat wanneer de verduisteringen verwijderd worden, de van nature zuivere geest gaat overheersen en de Opheffing van het Lijden wordt bereikt.
De Ware Opheffing van het Lijden vindt dus plaats door het geleidelijk aan opgeven van verduisteringen in onze geest en van de verstorende emoties die de verduisteringen veroorzaken. De Opheffing van het Lijden wordt beschouwd als een 'niet-samengesteld permanent verschijnsel'; dus iets wat blijvend is.
Het ware pad
Natuurlijk moeten we er wel iets voor doen om de verstorende emoties en verduisteringen uit onze geest te verwijderen. Daarom heeft de Boeddha een veelheid aan methoden en technieken onderwezen, in de vorm van het Ware Pad. Het Ware Pad wordt gedefinieerd als de 'wijsheid van zelfloosheid' of de 'wijsheid die de leegte direct realiseert'. Om het Ware Pad in onze eigen bewustzijnsstroom op te wekken, dienen we eerst een begrip van de leegte te ontwikkelen wat niet direct is, maar via ideeën of mentale beelden gerealiseerd wordt.
Laten we eens kijken wat bedoeld wordt met de leegte. Wanneer het boeddhisme zegt dat alle verschijnselen leeg zijn, dan hebben veel mensen daarbij de foutieve gedachte dat het boeddhisme beweert dat ze niet bestaan. Dit is niet waar! Om precies duidelijk te maken waarom de leegte van iets niet betekent dat iets niet bestaat heb ik een leuk voorbeeld. Denk maar eens aan een huis. Wanneer we zeggen: "Het huis is leeg”, dan zeggen we niet dat het huis niet bestaat. Wanneer we zeggen dat het huis leeg is, dan bedoelen we daarmee dat er óf geen mensen wonen óf dat er geen meubels in staan. Dan bedoelen we dat er iets niet in is.
De leegte van een persoon is synoniem met de zelfloosheid van de persoon, het ontbreken van een eigen entiteit. Wanneer we zeggen zelfloos, dan zeggen we dus: loos van een zelf. Maar niet loos van het relatief functionerende zelf, nee: loos van een concreet, onafhankelijk, op eigen kracht bestaand zelf.
Wij hebben allemaal het probleem dat wij, evenals de meeste mensen, niet in de gaten hebben dat wanneer we bijvoorbeeld naar een klokje kijken, wij het klokje zien alsof het op eigen kracht bestaat. Dat is de manier waarop dat klokje aan ons verschijnt. Het klokje verschijnt aan ons als een klokje dat op eigen kracht bestaat, alsof zijn bestaan niet afhankelijk is van iets anders.
Als we gaan analyseren en inzien dat het uit onderdelen is opgebouwd en op een bepaalde manier in elkaar is gezet, waardoor het de functie van een klokje vervult, namelijk dat wij erop kunnen zien hoe laat het is, dan zien we wat we fout doen. Als we dit klokje verder analyseren door alle onderdelen één voor één onder de loep te nemen dan zien we dat elk onderdeel ook weer uit kleinere deeltjes bestaat.
Vergelijken we deze analyse met analyses in de kernfysica, dan komen we tot enkele treffende gelijkenissen. Ook in de kernfysica worden deeltjes steeds verder uit elkaar gerafeld en worden binnen de kleine deeltjes steeds weer nieuwe energievelden en micro-kosmossen gevonden, worden nieuwe complexe samenstellingen van kleine deeltjes gevonden en daaraan komt voorlopig geen einde. Hoe meer er geanalyseerd wordt, hoe meer men tot de overtuiging komt dat er geen 'geheel' te vinden is.
Wanneer we door al het analyseren tot de ontdekking komen dat een concreet, op zichzelf bestaand klokje onvindbaar is, dan moeten we de conclusie trekken dat het klokje niet méér is dan een benoeming op basis van een complex van onderdelen dat een bepaalde functie vervult. Simpel gezegd: wij (mensen) hebben onderling afgesproken dat dat ding, waarop je kunt zien hoe laat het is, een klokje wordt genoemd.
In de praktijk wordt geadviseerd om de analyse eerst uit te voeren met betrekking tot je eigen persoon, omdat je daar meer bij betrokken bent en de analyse dan meer impact heeft. Als je deze analyse op je eigen persoon toepast, ga je net zo te werk: je gaat op zoek naar het concrete, op zichzelf bestaande ik.
Wat is dat ik? Is het mijn lichaam? Is het mijn geest? Als het ik het lichaam is, waar zit het dan precies? Wijs dat eens aan. Waar zit dat concrete ik? In mijn hoofd? In mijn borstkas? Op een gegeven moment kom je tot de conclusie dat het concrete ik niet te vinden is en op die conclusie ga je je concentreren. Dan kom je heel dicht bij een gevoel van de leegte.
Eén van de grote meesters die bekend staat om zijn inzicht in zelfloosheid en leegte, formuleert het nog krachtiger. Hij zegt: "Wanneer je in je analyse van zelfloosheid en leegte op een gegeven moment tot de conclusie komt dat een specifiek object onvindbaar is, accepteer dan rustig dat het zo is, dat datgene waar je naar gezocht hebt niet bestaat."
De valkuil van het nihilisme
Een gewaarschuwd mens telt voor twee: pas op voor de valkuil van het nihilisme!
Als datgene wat we zoeken door analyse onvindbaar blijkt te zijn, betekent dat natuurlijk niet dat het helemaal niet bestaat. Het is dus heel belangrijk om eerst vast te stellen wat we precies zoeken, wat het concrete op zichzelf bestaande ik precies is.
Er zijn er nogal wat die in de valkuil van het nihilisme tuimelen. Voor ons beginnelingen is dat gevaar niet zo groot, want ons ego is zo krachtig, dat we dat niet gemakkelijk kwijt zullen raken.
Op het moment dat we in onze analyse begrijpen dat het object dat we analyseren (als entiteit) niet gevonden kan worden en in staat zijn die onvindbaarheid te accepteren, hebben we een begrip van wat de leegte betekent. Zetten we vervolgens onze meditaties voort, dan wordt ons intellectuele begrip op een gegeven moment een doorvoelde realisatie. Dat is dan nog steeds een realisatie middels een algemeen idee of mentaal beeld, dus middels gedachten.
Deze conceptuele realisatie begint als tegenkracht te functioneren tegen ons hardnekkige vasthouden aan concrete verschijnselen. We zullen ze nog als concreet blijven zien, maar we beginnen langzaam het vasthouden daaraan los te laten.
Wanneer onze realisatie een directe realisatie wordt, dus niet meer werkt via een algemeen idee of mentaal beeld, begint het loslaten van onze verstorende emoties en daarmee de opheffing van het lijden.
Dit geeft heel in het kort aan hoe we via het Ware Pad - de wijsheid die de leegte of zelfloosheid direct realiseert - bevrijding bereiken van het lijden en de oorzaken ervan, en daarmee het permanente geluk vinden.
Het grote mededogen
In het Mahayana boeddhisme speelt, meer nog dan in het Hinayana boeddhisme, het mededogen een belangrijke rol. Dit is gebaseerd op het besef dat, ook al hebben wij het nu goed en zit er een stijgende lijn in onze ontwikkeling en kunnen we zelfs op een gegeven moment permanent geluk voor onszelf bewerkstelligen, er talloze mensen zijn die zich in minder fortuinlijke situaties bevinden. Om iets voor hen, en voor al die wezens die zich nog niet eens in een menselijke situatie bevinden, te kunnen doen, is het nodig dat we zo snel mogelijk het hoogste niveau van spirituele evolutie, de verlichting van het boeddhaschap, bereiken.